buitenpolitiek

Dutch

Etymology

Compound of buiten +‎ politiek.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌbœy̯.tə(n).poː.liˈtik/
• Hyphenation: bui‧ten‧po‧li‧tiek

Adjective

buitenpolitiek (comparative buitenpolitieker, superlative buitenpolitiekst)

1. extrapolitical

Declension

Declension of buitenpolitiek
uninflected	buitenpolitiek
inflected	buitenpolitieke
comparative	buitenpolitieker
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		buitenpolitiek	buitenpolitieker	het buitenpolitiekst het buitenpolitiekste
indefinite	m./f. sing.	buitenpolitieke	buitenpolitiekere	buitenpolitiekste
	n. sing.	buitenpolitiek	buitenpolitieker	buitenpolitiekste
	plural	buitenpolitieke	buitenpolitiekere	buitenpolitiekste
definite		buitenpolitieke	buitenpolitiekere	buitenpolitiekste
partitive		buitenpolitieks	buitenpolitiekers	—