erkend

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ɛrˈkɛnt/, /ərˈkɛnt/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: er‧kend
• Rhymes: -ɛnt

Adjective

erkend (comparative erkender, superlative erkendst)

1. acknowledged, accepted
2. recognized

Inflection

Inflection of erkend
uninflected	erkend
inflected	erkende
comparative	erkender
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		erkend	erkender	het erkendst het erkendste
indefinite	m./f. sing.	erkende	erkendere	erkendste
	n. sing.	erkend	erkender	erkendste
	plural	erkende	erkendere	erkendste
definite		erkende	erkendere	erkendste
partitive		erkends	erkenders	—

Participle

erkend

1. past participle of erkennen

Inflection

Inflection of erkend
uninflected	erkend
inflected	erkende
		positive
predicative/adverbial		erkend
indefinite	m./f. sing.	erkende
	n. sing.	erkend
	plural	erkende
definite		erkende
partitive		erkends

Anagrams

• denker, kerend