fietshelm

Dutch

Etymology

Compound of fiets +‎ helm.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈfits.ɦɛlm/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: fiets‧helm

Noun

fietshelm m (plural fietshelmen, diminutive fietshelmpje n)

1. bicycle helmet

   In sommige landen is het erg ongebruikelijk of zelfs strafbaar om bij het fietsen geen fietshelm te dragen.

   In some countries it is very unusual, or even punishable by law, not to wear a bicycle helmet when cycling.