gemeenschappelijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

gemeenschap +‎ -lijk

Pronunciation[edit]

  • (file)

Adjective[edit]

gemeenschappelijk (comparative gemeenschappelijker, superlative gemeenschappelijkst)

  1. common, mutual

Inflection[edit]

Inflection of gemeenschappelijk
uninflected gemeenschappelijk
inflected gemeenschappelijke
comparative gemeenschappelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial gemeenschappelijk gemeenschappelijker het gemeenschappelijkst
het gemeenschappelijkste
indefinite m./f. sing. gemeenschappelijke gemeenschappelijkere gemeenschappelijkste
n. sing. gemeenschappelijk gemeenschappelijker gemeenschappelijkste
plural gemeenschappelijke gemeenschappelijkere gemeenschappelijkste
definite gemeenschappelijke gemeenschappelijkere gemeenschappelijkste
partitive gemeenschappelijks gemeenschappelijkers

Descendants[edit]

  • Negerhollands: gemeenskaplik, gemeeniglik