ongelukkig

Afrikaans

Etymology

From Dutch ongelukkig, from Middle Dutch ongeluckich. Equivalent to on- +‎ gelukkig.

Adjective

ongelukkig (attributive ongelukkige, comparative ongelukkiger, superlative ongelukkigste)

1. unhappy

Antonyms

• gelukkig

---

Dutch

Etymology

From Middle Dutch ongeluckich. Equivalent to on- +‎ gelukkig.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌɔn.ɣəˈlʏ.kəx/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: on‧ge‧luk‧kig
• Rhymes: -ʏkəx

Adjective

ongelukkig (comparative ongelukkiger, superlative ongelukkigst)

1. unfortunate
2. unhappy

Inflection

Declension of ongelukkig
uninflected	ongelukkig
inflected	ongelukkige
comparative	ongelukkiger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		ongelukkig	ongelukkiger	het ongelukkigst het ongelukkigste
indefinite	m./f. sing.	ongelukkige	ongelukkigere	ongelukkigste
	n. sing.	ongelukkig	ongelukkiger	ongelukkigste
	plural	ongelukkige	ongelukkigere	ongelukkigste
definite		ongelukkige	ongelukkigere	ongelukkigste
partitive		ongelukkigs	ongelukkigers	—

Descendants

• Afrikaans: ongelukkig