pannenkoek

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]
Een appelpannenkoek.
Een Indiaas gerecht met roti-pannenkoeken in het midden.

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch pannecoeke. Equivalent to pan (pan) +‎ -en- +‎ koek (cake).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈpɑnə(n)ˌkuk/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: pan‧nen‧koek

Noun

[edit]

pannenkoek m (plural pannenkoeken, diminutive pannenkoekje n)

  1. pancake; pannekoek; flapjack
    • 2011, Jelle Brandt Corstius, Van Moskou tot Medan:
      Ik ben mijn hele leven al fan geweest van pannenkoeken, en wat dat betreft is Rusland een van de beste landen om te wonen.
      I have been a fan of pancakes for my entire life, and when it comes to that Russia is one of the best countries to live in.
  2. roti flatbread
    Synonyms: rotiplaat, plaat
  3. bungler, oaf
    • 2017, Thomas Beijer, Geen jalapeños:
      'En dan kom je uitgerekend die pannenkoek tegen,' zei Richard.
      'And then you run into that bungler out of all people,' Richard said.

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]

Further reading

[edit]