schandelijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch schandelijc. Equivalent to schande +‎ -lijk.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈsxɑn.də.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: schan‧de‧lijk

Adjective

[edit]

schandelijk (comparative schandelijker, superlative schandelijkst)

  1. shameful, disgraceful, dishonourable
    Synonyms: schandalig, godgeklaagd, hemeltergend

Declension

[edit]
Declension of schandelijk
uninflected schandelijk
inflected schandelijke
comparative schandelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial schandelijk schandelijker het schandelijkst
het schandelijkste
indefinite m./f. sing. schandelijke schandelijkere schandelijkste
n. sing. schandelijk schandelijker schandelijkste
plural schandelijke schandelijkere schandelijkste
definite schandelijke schandelijkere schandelijkste
partitive schandelijks schandelijkers

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: skandelik
  • Negerhollands: skandlik

Adverb

[edit]

schandelijk (comparative schandelijker, superlative schandelijkst)

  1. shamefully

Usage notes

[edit]
  • Not to be confused with schadelijk (harmful).