dierentuin
Dutch
Etymology
From dier (“animal”) + -en- + tuin (“garden”). Cf. German Tiergarten, English zoological garden.
Pronunciation
Noun
dierentuin m (plural dierentuinen, diminutive dierentuintje n)
- zoo [from early 19th c.]
- Een gevaarlijk roofdier is ontsnapt uit de dierentuin.
- A dangerous predator has escaped from the zoo.
- Synonyms: diergaarde, dierenpark, dierenperk
Derived terms
Descendants
- Afrikaans: dieretuin
- → Indonesian: kebun binatang (calque)
- → Malay: taman haiwan (calque)
- → Papiamentu: dierentuin
- → West Frisian: dieretún (calque)