bedrijf

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /bəˈdrɛi̯f/

• audio

  (file)

• Hyphenation: be‧drijf
• Rhymes: -ɛi̯f

Etymology 1

From Middle Dutch bedrijf. Equivalent to a deverbal from bedrijven. Compare German Betrieb.

Noun

bedrijf n (plural bedrijven, diminutive bedrijfje n)

1. business, economic activity
2. (formal) profession
3. company, firm, corporation

   En het bedrijf bood me mijn huidige baan in Nederland aan. — And the company offered me my current job in the Netherlands.

4. (theater) act, major unit in a theatre piece

Compounds

• bedrijfsbeëindiging
• bedrijfsklimaat
• bedrijfsleider
• bedrijfsleven
• bedrijfsopleiding
• bedrijfsrevisor
• bedrijfsruimte
• bedrijfszetel
• bedrijventerrein
• bergingsbedrijf

 

Descendants

• Afrikaans: bedryf

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Verb

bedrijf

1. (deprecated template usage) first-person singular present indicative of bedrijven
2. (deprecated template usage) imperative of bedrijven