gebonden

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)
  • Rhymes: -ɔndən

Adjective[edit]

gebonden (not comparable)

  1. tied-up, having no freedom, bound, constrained

Inflection[edit]

Inflection of gebonden
uninflected gebonden
inflected gebonden
comparative
positive
predicative/adverbial gebonden
indefinite m./f. sing. gebonden
n. sing. gebonden
plural gebonden
definite gebonden
partitive gebondens

Derived terms[edit]

Participle[edit]

gebonden

  1. past participle of binden

Inflection[edit]

Inflection of gebonden
uninflected gebonden
inflected gebonden
positive
predicative/adverbial gebonden
indefinite m./f. sing. gebonden
n. sing. gebonden
plural gebonden
definite gebonden
partitive gebondens

Anagrams[edit]