leefgebied
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of leven + gebied. First attested in 1905. Rare for a long time, but with a spike in attestations during World War II translating German Lebensraum, only becoming common around the 1960s.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]leefgebied n (plural leefgebieden, diminutive leefgebiedje n)
- habitat, territory (of an individual or population of animals or other organisms), area of distribution (of an entire (sub)species or higher taxon)
- 1905, Marie Marx-Koning, "Hoe de Vogels den Boom beschermden", in Marie Metz-Koning, Een bundel letterkundige bijdragen, page 162.
- Ook de gepluimde levensboden van paardebloem en distel doodde hij [de boom]; en zelfs de taaie varens konden niet leven, zoover zijn leefgebied zich uitstrekte.
- (please add an English translation of this quotation)
- 1905, Marie Marx-Koning, "Hoe de Vogels den Boom beschermden", in Marie Metz-Koning, Een bundel letterkundige bijdragen, page 162.
- residential area
- (uncommon) living space (in a building, of a family or of an individual)
- (dated or historical, of peoples or nations) lebensraum