noest

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

A contraction of in + oest, the latter a variant of oogst (harvest). For the meaning consider that being 'in harvest' means to be working hard. For words of similar origin compare nijver and naarstig.[1]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /nust/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: noest
  • Rhymes: -ust

Adjective

[edit]

noest (comparative noester, superlative meest noest or noestst)

  1. (dated) industrious
    • 2023 December 9, “Gewaardeerde Marijnissen wist politieke tij voor de SP niet te keren”, in nos[1], archived from the original on 2023-12-9:
      D66-leider Jetten sluit zich daarbij aan: "Dank Lilian, voor je noeste parlementaire arbeid voor een socialer Nederland."
      The leader of D66, Jetten, supports that: "Thank you Lilian, voor your industrious parliamentary work for a more social Netherlands."

Declension

[edit]
Declension of noest
uninflected noest
inflected noeste
comparative noester
positive comparative superlative
predicative/adverbial noest noester het noestst
het noestste
indefinite m./f. sing. noeste noestere noestste
n. sing. noest noester noestste
plural noeste noestere noestste
definite noeste noestere noestste
partitive noests noesters

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: noeste

References

[edit]
  1. ^ van der Sijs, Nicoline, editor (2010), “noest”, in Etymologiebank, Meertens Institute

Anagrams

[edit]