ondankbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From on- (un-) +‎ dankbaar (thankful, grateful).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

ondankbaar (comparative ondankbaarder, superlative ondankbaarst)

  1. ungrateful, showing no gratitude
    Wees niet zo ondankbaar als iemand je een plezier doet.
    Don't be so ungrateful when someone does you a favor.
  2. thankless, yielding (little or) no thanks or reward; unproductive
    Het is een ondankbare baan, maar iemand moet het doen.
    It's a thankless job, but someone has to do it.

Declension

[edit]
Declension of ondankbaar
uninflected ondankbaar
inflected ondankbare
comparative ondankbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial ondankbaar ondankbaarder het ondankbaarst
het ondankbaarste
indefinite m./f. sing. ondankbare ondankbaardere ondankbaarste
n. sing. ondankbaar ondankbaarder ondankbaarste
plural ondankbare ondankbaardere ondankbaarste
definite ondankbare ondankbaardere ondankbaarste
partitive ondankbaars ondankbaarders

Synonyms

[edit]
[edit]

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: ondankbaar