oogstjaar
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of oogst (“harvest, yield”) + jaar (“year”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]oogstjaar n (plural oogstjaren, diminutive oogstjaartje n)
- the year or season when a harvest was brought in, e.g. a wine vintage
- Het oogstjaar 2010 was uitzonderlijk voor deze wijnstreek. ― The vintage 2010 was exceptional for this wine region.
- Het oogstjaar bepaalt vaak de kwaliteit en prijs van de wijn. ― The vintage often determines the quality and price of the wine.
- Dit is een wijn uit een uitstekend oogstjaar. ― This is a wine from an excellent vintage.
See also
[edit]- specific terms for the type of harvest, e.g.