viruswappie

Dutch

Etymology

Compound of virus +‎ wappie.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈviː.rʏsˌʋɑ.pi/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: vi‧rus‧wap‧pie

Noun

viruswappie m (plural viruswappies)

1. (slang, Netherlands, derogatory) Someone with crackpot beliefs about COVID-19, typically involving antivaccinationism and/or QAnon.
   • 2020 December 16, Sjors van Beek, “Column: Een zwabberende overheid mag best worden bekritiseerd, ook door ‘viruswappies’”, in De Limburger:

     Ik verbaas me over de woede over ‘viruswappies’.

     I'm surprised by the anger towards ‘covidcrackpots’.

   • 2020 December 16, Robert Kersbergen, “Viruswappie”, in Metro:

     Ik ben er namelijk voor anderen ook één, zo’n viruswappie […] Nog los van het vermeende gedachtengoed van deze mensen, als aanhanger van Qanon, Flat Earth Society, antivaxing en het ageren tegen bizarre dingen als pedofiele satanisten, ben je als viruswappie een zeldzaam asociaal wezen gekarakteriseerd door een stuitend gebrek aan solidariteit en empathie.

     Because I'm also one for others, such a covidcrackpot […] Even besides the alleged belief system of these people, like an adherent of the QAnon, Flat Earth Society, antivaxxing and the campaigning against bizarre things like pedophilic satanists, as a covidcrackpot you're a rare antisocial creature charactarised by a shocking lack of solidarity and empathy.

     (Note: the author disclaims being a crackpot, but refers to others' characterisations)

   • 2020 December 21, Ludo Permentier, “Knuffel”, in De Standaard:

     Tenzij je een covidioot of een viruswappie bent.

     Unless you're a covidiot or a covidcrackpot.

   • 2021 January 3, Diede Hoekstra, “Kuddevolk en viruswappies, allemaal zijn ze toe aan een beter 2021”, in Algemeen Dagblad:
   • 2022 January 12, Nienke Schipper, “Van publiekslieveling naar ‘viruswappie’: hoe supermodel Doutzen Kroes van haar troon viel”, in Het Laatste Nieuws: