wasbeer
Dutch
Etymology
From wassen (“to wash”) + beer (“bear”). Probably a loan translation of earlier German Waschbär.
Pronunciation
Noun
wasbeer m (plural wasberen, diminutive wasbeertje n)
- A raccoon, carnivore of the genus Procyon.
- 2008 July 9, "Wasbeer trekt verwoestend spoor door Belgische bossen", Het Laatste Nieuws.
- De wasberen leven vooral in de Ardennen.
- The raccoons predominantly live in the Ardennes.
- De wasberen leven vooral in de Ardennen.
- 2008 July 9, "Wasbeer trekt verwoestend spoor door Belgische bossen", Het Laatste Nieuws.
Synonyms
Descendants
- Afrikaans: wasbeer