zeildoeken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈzɛi̯lˌdu.kə(n)/
  • Hyphenation: zeil‧doe‧ken

Etymology 1[edit]

From zeildoek +‎ -en.

Adjective[edit]

zeildoeken (not comparable)

  1. sail, canvas, rag
    Synonym: zeildoeks
Inflection[edit]
Inflection of zeildoeken
uninflected zeildoeken
inflected zeildoeken
comparative
positive
predicative/adverbial zeildoeken
indefinite m./f. sing. zeildoeken
n. sing. zeildoeken
plural zeildoeken
definite zeildoeken
partitive zeildoekens

Etymology 2[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun[edit]

zeildoeken

  1. plural of zeildoek