deerlijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From Middle Dutch deerlike. Equivalent to deren +‎ -lijk.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈdeːr.lək/
  • (file)
  • Hyphenation: deer‧lijk
  • Rhymes: -eːrlək

Adjective[edit]

deerlijk (comparative deerlijker, superlative deerlijkst)

  1. hurting, painful
  2. sad, saddening

Inflection[edit]

Inflection of deerlijk
uninflected deerlijk
inflected deerlijke
comparative deerlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial deerlijk deerlijker het deerlijkst
het deerlijkste
indefinite m./f. sing. deerlijke deerlijkere deerlijkste
n. sing. deerlijk deerlijker deerlijkste
plural deerlijke deerlijkere deerlijkste
definite deerlijke deerlijkere deerlijkste
partitive deerlijks deerlijkers