doorwrocht

Dutch

Etymology

Archaic past participle of doorwerken.

Pronunciation

• IPA^(key): /doːrˈvrɔxt/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: door‧wrocht
• Rhymes: -ɔxt

Adjective

doorwrocht (comparative doorwrochter, superlative doorwrochtst)

1. elaborate, thorough, comprehensive, well thought through

Inflection

Inflection of doorwrocht
uninflected	doorwrocht
inflected	doorwrochte
comparative	doorwrochter
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		doorwrocht	doorwrochter	het doorwrochtst het doorwrochtste
indefinite	m./f. sing.	doorwrochte	doorwrochtere	doorwrochtste
	n. sing.	doorwrocht	doorwrochter	doorwrochtste
	plural	doorwrochte	doorwrochtere	doorwrochtste
definite		doorwrochte	doorwrochtere	doorwrochtste
partitive		doorwrochts	doorwrochters	—

Derived terms

• doorwrochtheid