levensecht

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From leven (life) +‎ echt (real).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌleː.və(n)sˈɛxt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: le‧vens‧echt

Adjective

[edit]

levensecht (comparative levensechter, superlative levensechtst)

  1. very realistic, lifelike (so real as to make one believe it is alive)

Declension

[edit]
Declension of levensecht
uninflected levensecht
inflected levensechte
comparative levensechter
positive comparative superlative
predicative/adverbial levensecht levensechter het levensechtst
het levensechtste
indefinite m./f. sing. levensechte levensechtere levensechtste
n. sing. levensecht levensechter levensechtste
plural levensechte levensechtere levensechtste
definite levensechte levensechtere levensechtste
partitive levensechts levensechters

Derived terms

[edit]