doorspoelen

From Wiktionary, the free dictionary
Archived revision by WingerBot (talk | contribs) as of 14:10, 15 October 2019.
Jump to navigation Jump to search

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdoːrspulə(n)/
  • Audio:(file)

Etymology 1

From door +‎ spoelen (to rinse).

Verb

doorspoelen

  1. (transitive) to rinse thoroughly
  2. (transitive) to flush
    Synonym: doortrekken
Inflection
Conjugation of doorspoelen (weak, separable)
infinitive doorspoelen
past singular spoelde door
past participle doorgespoeld
infinitive doorspoelen
gerund doorspoelen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spoel door spoelde door doorspoel doorspoelde
2nd person sing. (jij) spoelt door, spoel door2 spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (u) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (gij) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
3rd person singular spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
plural spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
subjunctive sing.1 spoele door spoelde door doorspoele doorspoelde
subjunctive plur.1 spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
imperative sing. spoel door
imperative plur.1 spoelt door
participles doorspoelend doorgespoeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Etymology 2

From door +‎ spoelen (to wind).

Verb

doorspoelen

  1. (transitive) to fast forward
Inflection
Conjugation of doorspoelen (weak, separable)
infinitive doorspoelen
past singular spoelde door
past participle doorgespoeld
infinitive doorspoelen
gerund doorspoelen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular spoel door spoelde door doorspoel doorspoelde
2nd person sing. (jij) spoelt door, spoel door2 spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (u) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
2nd person sing. (gij) spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
3rd person singular spoelt door spoelde door doorspoelt doorspoelde
plural spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
subjunctive sing.1 spoele door spoelde door doorspoele doorspoelde
subjunctive plur.1 spoelen door spoelden door doorspoelen doorspoelden
imperative sing. spoel door
imperative plur.1 spoelt door
participles doorspoelend doorgespoeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams