gebieder
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
From gebieden (“to command, order”) + -er.
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
gebieder m (plural gebieders, diminutive gebiedertje n)
Synonyms[edit]
- gezaghebber m
- (commanding officer) bevelhebber m
- (ruler) heerser m
- heer m, meester m
Related terms[edit]
- gebod n