vrijgevig

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From vrij (free) +‎ geven (to give) +‎ -ig (-y).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /vrɛi̯ˈɣeːvəx/
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

vrijgevig (comparative vrijgeviger, superlative vrijgevigst)

  1. generous

Declension

[edit]
Declension of vrijgevig
uninflected vrijgevig
inflected vrijgevige
comparative vrijgeviger
positive comparative superlative
predicative/adverbial vrijgevig vrijgeviger het vrijgevigst
het vrijgevigste
indefinite m./f. sing. vrijgevige vrijgevigere vrijgevigste
n. sing. vrijgevig vrijgeviger vrijgevigste
plural vrijgevige vrijgevigere vrijgevigste
definite vrijgevige vrijgevigere vrijgevigste
partitive vrijgevigs vrijgevigers

Synonyms

[edit]

Derived terms

[edit]