blijmoedig

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of blij +‎ moed +‎ -ig.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌblɛi̯ˈmu.dəx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: blij‧moe‧dig
  • Rhymes: -udəx

Adjective

[edit]

blijmoedig (comparative blijmoediger, superlative blijmoedigst)

  1. upbeat, cheerful

Declension

[edit]
Declension of blijmoedig
uninflected blijmoedig
inflected blijmoedige
comparative blijmoediger
positive comparative superlative
predicative/adverbial blijmoedig blijmoediger het blijmoedigst
het blijmoedigste
indefinite m./f. sing. blijmoedige blijmoedigere blijmoedigste
n. sing. blijmoedig blijmoediger blijmoedigste
plural blijmoedige blijmoedigere blijmoedigste
definite blijmoedige blijmoedigere blijmoedigste
partitive blijmoedigs blijmoedigers

Derived terms

[edit]