meekijken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From mee (with, together) +‎ kijken (watch).

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈmeːkɛi̯kə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: mee‧kij‧ken

Verb[edit]

meekijken

  1. to watch together (or online), to look together
    De scheidsrechters die meekijken van achter de schermen komen ook in actie vanaf de kwartfinales van de KNVB-beker.The referees who watch together from behind the scenes also come into action from the quarter-finals of the KNVB Cup.
    Kijk mee: de nieuwe persconferentie over de coronamaatregelen.Watch: the new press conference about the corona measures.
  2. to look or observe what someone is doing
    De helpdeskmedewerker kan meekijken en met jouw toestemming de besturing van de computer overnemen.The helpdesk employee can observe and with your permission take control of the computer.
    Ik krijg het gevoel dat ze iets te vaak over onze schouder meekijkenI'm starting to get the feeling they're looking over our shoulder a little too often.

Inflection[edit]

Inflection of meekijken (strong class 1, separable)
infinitive meekijken
past singular keek mee
past participle meegekeken
infinitive meekijken
gerund meekijken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular kijk mee keek mee meekijk meekeek
2nd person sing. (jij) kijkt mee keek mee meekijkt meekeek
2nd person sing. (u) kijkt mee keek mee meekijkt meekeek
2nd person sing. (gij) kijkt mee keekt mee meekijkt meekeekt
3rd person singular kijkt mee keek mee meekijkt meekeek
plural kijken mee keken mee meekijken meekeken
subjunctive sing.1 kijke mee keke mee meekijke meekeke
subjunctive plur.1 kijken mee keken mee meekijken meekeken
imperative sing. kijk mee
imperative plur.1 kijkt mee
participles meekijkend meegekeken
1) Archaic.