ontcijferen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Likely a calque of French déchiffrer.

Analyzable as ont- +‎ cijferen, or ont- +‎ cijfer +‎ -en.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌɔntˈsɛi̯.fə.rə(n)/
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

ontcijferen

  1. to decipher, figure out

Conjugation

[edit]
Conjugation of ontcijferen (weak, prefixed)
infinitive ontcijferen
past singular ontcijferde
past participle ontcijferd
infinitive ontcijferen
gerund ontcijferen n
present tense past tense
1st person singular ontcijfer ontcijferde
2nd person sing. (jij) ontcijfert, ontcijfer2 ontcijferde
2nd person sing. (u) ontcijfert ontcijferde
2nd person sing. (gij) ontcijfert ontcijferde
3rd person singular ontcijfert ontcijferde
plural ontcijferen ontcijferden
subjunctive sing.1 ontcijfere ontcijferde
subjunctive plur.1 ontcijferen ontcijferden
imperative sing. ontcijfer
imperative plur.1 ontcijfert
participles ontcijferend ontcijferd
1) Archaic. 2) In case of inversion.