stip
Jump to navigation
Jump to search
See also: Štip
Contents
English[edit]
Etymology[edit]
Shortening.
Verb[edit]
stip (third-person singular simple present stips, present participle stipping, simple past and past participle stipped)
Noun[edit]
stip (plural stips)
- (informal) A stipulation.
Anagrams[edit]
Dutch[edit]
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
stip f, m (plural stippen, diminutive stipje n)
- dot
- Het symbool voor de Zon is een cirkel met een stip in het midden:
[1] — The symbol for the Sun is a circle with a dot in the middle:
- Het symbool voor de Zon is een cirkel met een stip in het midden:
- freshwater ick: a disease that affects (aquarium) fish (Ichthyophthirius multifiliis)