achterblijven

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From achter +‎ blijven.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɑxtərblɛi̯və(n)/
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

achterblijven

  1. (intransitive) to remain, stay behind, hang back (to stay somewhere, while others leave)

Conjugation

[edit]
Conjugation of achterblijven (strong class 1, separable)
infinitive achterblijven
past singular bleef achter
past participle achtergebleven
infinitive achterblijven
gerund achterblijven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular blijf achter bleef achter achterblijf achterbleef
2nd person sing. (jij) blijft achter, blijf achter2 bleef achter achterblijft achterbleef
2nd person sing. (u) blijft achter bleef achter achterblijft achterbleef
2nd person sing. (gij) blijft achter bleeft achter achterblijft achterbleeft
3rd person singular blijft achter bleef achter achterblijft achterbleef
plural blijven achter bleven achter achterblijven achterbleven
subjunctive sing.1 blijve achter bleve achter achterblijve achterbleve
subjunctive plur.1 blijven achter bleven achter achterblijven achterbleven
imperative sing. blijf achter
imperative plur.1 blijft achter
participles achterblijvend achtergebleven
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

Anagrams

[edit]