gelijkschakelen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of gelijk +‎ schakelen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɣəˈlɛi̯kˌsxaː.kə.lə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ge‧lijk‧scha‧ke‧len

Verb

[edit]

gelijkschakelen

  1. to equate, to equalise

Conjugation

[edit]
Conjugation of gelijkschakelen (weak, separable)
infinitive gelijkschakelen
past singular schakelde gelijk
past participle gelijkgeschakeld
infinitive gelijkschakelen
gerund gelijkschakelen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular schakel gelijk schakelde gelijk gelijkschakel gelijkschakelde
2nd person sing. (jij) schakelt gelijk, schakel gelijk2 schakelde gelijk gelijkschakelt gelijkschakelde
2nd person sing. (u) schakelt gelijk schakelde gelijk gelijkschakelt gelijkschakelde
2nd person sing. (gij) schakelt gelijk schakelde gelijk gelijkschakelt gelijkschakelde
3rd person singular schakelt gelijk schakelde gelijk gelijkschakelt gelijkschakelde
plural schakelen gelijk schakelden gelijk gelijkschakelen gelijkschakelden
subjunctive sing.1 schakele gelijk schakelde gelijk gelijkschakele gelijkschakelde
subjunctive plur.1 schakelen gelijk schakelden gelijk gelijkschakelen gelijkschakelden
imperative sing. schakel gelijk
imperative plur.1 schakelt gelijk
participles gelijkschakelend gelijkgeschakeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.