hoepelen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From hoepel (hoop) +‎ -en.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɦu.pə.lə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: hoe‧pe‧len

Verb

[edit]

hoepelen

  1. (intransitive) to roll hoops [from 17th c.]
    • 1683, Steven Blankaart, De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne, Johannes ten Hoorn, page 205:
      De kinderen op datse geen papsakken souden werden, moet men gebieden te spelen, te wandelen, koten, knikkeren, hoepelen &c. na de tyd van het jaar mede brengt, hier door werden sy sterk en vrolyk.
      One should command the children, so that they do not become fat-asses, to play, to walk, play with dice, play with marbles, roll hoops &c. in accordance with the time of year, this makes them strong and happy.
  2. (intransitive) to hula hoop [from 20th c.]
    Synonyms: hoelahoepen, hoelahoepelen
  3. (colloquial, uncommon) to go away, to get lost (more commonly in derived expressions) [from 19th c., 18th c. in derivatives]
    • 1861, François Haverschmidt (ed. René van Slooten), Reis door België en langs den Rijn, DBNL (2009), page 86.
      Verblijd hierover gingen wij naar ons logement terug, betalden[sic] er en hoepelden nu naar het Station bij ons logement.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 2006 March 19, steggy, “An!”, in nl.support.borderline[1] (Usenet):
      bah wat haat ik dat woord "artiest".......ga hoepelen denk ik dan.
      (please add an English translation of this quotation)

Conjugation

[edit]
Conjugation of hoepelen (weak)
infinitive hoepelen
past singular hoepelde
past participle gehoepeld
infinitive hoepelen
gerund hoepelen n
present tense past tense
1st person singular hoepel hoepelde
2nd person sing. (jij) hoepelt, hoepel2 hoepelde
2nd person sing. (u) hoepelt hoepelde
2nd person sing. (gij) hoepelt hoepelde
3rd person singular hoepelt hoepelde
plural hoepelen hoepelden
subjunctive sing.1 hoepele hoepelde
subjunctive plur.1 hoepelen hoepelden
imperative sing. hoepel
imperative plur.1 hoepelt
participles hoepelend gehoepeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]