verraden

Dutch

Etymology

From ver- +‎ raden.

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -aːdən

Verb

verraden

1. to betray
2. to give away, to spoil (a secret)

Inflection

Conjugation of verraden (strong class 7, prefixed)
infinitive	verraden
past singular	verried
past participle	verraden
infinitive	verraden
gerund	verraden n
	present tense	past tense
1st person singular	verraad	verried
2nd person sing. (jij)	verraadt, verraad2	verried
2nd person sing. (u)	verraadt	verried
2nd person sing. (gij)	verraadt	verriedt
3rd person singular	verraadt	verried
plural	verraden	verrieden
subjunctive sing.1	verrade	verriede
subjunctive plur.1	verraden	verrieden
imperative sing.	verraad
imperative plur.1	verraadt
participles	verradend	verraden
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Conjugation of verraden (weak with strong past participle, prefixed)
infinitive	verraden
past singular	verraadde
past participle	verraden
infinitive	verraden
gerund	verraden n
	present tense	past tense
1st person singular	verraad	verraadde
2nd person sing. (jij)	verraadt, verraad2	verraadde
2nd person sing. (u)	verraadt	verraadde
2nd person sing. (gij)	verraadt	verraadde
3rd person singular	verraadt	verraadde
plural	verraden	verraadden
subjunctive sing.1	verrade	verraadde
subjunctive plur.1	verraden	verraadden
imperative sing.	verraad
imperative plur.1	verraadt
participles	verradend	verraden
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Related terms

• verraad
• verrader

Participle

verraden

1. (deprecated template usage) past participle of verraden

Inflection

Declension of verraden
uninflected	verraden
inflected	verraden
		positive
predicative/adverbial		verraden
indefinite	m./f. sing.	verraden
	n. sing.	verraden
	plural	verraden
definite		verraden
partitive		verradens

Anagrams

• ervarend, verander