vierendelen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch vierendelen. Equivalent to vier (four (parts)) +‎ -en- +‎ delen (to divide).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈviː.rə(n)ˌdeː.lə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: vie‧ren‧de‧len

Verb

[edit]

vierendelen

  1. (transitive) to quarter, divide in four parts
  2. (transitive) to draw and quarter, execute by pulling the victim's limbs in different directions

Conjugation

[edit]
Conjugation of vierendelen (weak)
infinitive vierendelen
past singular vierendeelde
past participle gevierendeeld
infinitive vierendelen
gerund vierendelen n
present tense past tense
1st person singular vierendeel vierendeelde
2nd person sing. (jij) vierendeelt, vierendeel2 vierendeelde
2nd person sing. (u) vierendeelt vierendeelde
2nd person sing. (gij) vierendeelt vierendeelde
3rd person singular vierendeelt vierendeelde
plural vierendelen vierendeelden
subjunctive sing.1 vierendele vierendeelde
subjunctive plur.1 vierendelen vierendeelden
imperative sing. vierendeel
imperative plur.1 vierendeelt
participles vierendelend gevierendeeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]