bevatten

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From earlier bevaten, from Middle Dutch bevaten. Equivalent to be- +‎ vatten.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /bəˈvɑtə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧vat‧ten
  • Rhymes: -ɑtən

Verb

[edit]

bevatten

  1. (transitive) to contain
    Het bevatte drie doosjes en een steen.
    It contained three boxes and a stone.
  2. (transitive) to comprehend
    Dat kon ik niet bevatten.
    I couldn't comprehend that.

Conjugation

[edit]
Conjugation of bevatten (weak, prefixed)
infinitive bevatten
past singular bevatte
past participle bevat
infinitive bevatten
gerund bevatten n
present tense past tense
1st person singular bevat bevatte
2nd person sing. (jij) bevat bevatte
2nd person sing. (u) bevat bevatte
2nd person sing. (gij) bevat bevatte
3rd person singular bevat bevatte
plural bevatten bevatten
subjunctive sing.1 bevatte bevatte
subjunctive plur.1 bevatten bevatten
imperative sing. bevat
imperative plur.1 bevat
participles bevattend bevat
1) Archaic.

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: bevat