Category:Dutch prefixed verbs with be-
Jump to navigation
Jump to search
(previous page) (next page)
Dutch prefixed verbs with the prefix be-.
Pages in category "Dutch prefixed verbs with be-"
The following 200 pages are in this category, out of 395 total.
(previous page) (next page)B
- beademen
- beamen
- beamenen
- beangstigen
- beantwoorden
- bebloeden
- beboeten
- bebolwerken
- bebossen
- bebouwen
- bebroeden
- becijferen
- bedammen
- bedampen
- bedanken
- bedaren
- bedekken
- bedelen
- bedelven
- bedenken
- bederven
- bedienen
- bedijken
- bedillen
- bedingen
- bedodden
- bedoelen
- bedoen
- bedonderen
- bedopen
- bedotten
- bedragen
- bedreigen
- bedremmelen
- bedriegen
- bedrijten
- bedrijven
- bedrillen
- bedroeven
- bedruipen
- bedrukken
- beduiden
- beduimelen
- beduvelen
- bedwelmen
- bedwingen
- beëdigen
- beëindigen
- begaan
- begeesteren
- begeestigen
- begekken
- begeleiden
- begelukzaligen
- begenadigen
- begeren
- begeven
- begiftigen
- beginnen
- begooien
- begraven
- begrazen
- begrenzen
- begrijnen
- begrijpen
- begroeien
- begroeten
- begrommelen
- begroten
- begunstigen
- behagen
- behalen
- behandelen
- behangen
- behartigen
- beheersen
- beheinen
- behelzen
- beheren
- behoeden
- behoeven
- behoren
- behouden
- behuwen
- beijveren
- beijzelen
- beïnvloeden
- bejagen
- bejubelen
- bekakken
- bekennen
- bekeren
- bekeuren
- bekijken
- bekijven
- beklagen
- beklauteren
- bekleden
- beklemmen
- beklemtonen
- beklijven
- beklimmen
- beknellen
- beknibbelen
- beknotten
- bekogelen
- bekokstoven
- bekomen
- bekommeren
- bekopen
- bekoren
- bekorten
- bekostigen
- bekrachtigen
- bekransen
- bekrassen
- bekrijten
- bekritiseren
- bekronen
- bekruiden
- bekruipen
- bekruisen
- bekwamen
- bekwellen
- bekwijlen
- belachen
- beladen
- belagen
- belanden
- belasten
- belasteren
- belazeren
- belebberen
- beledigen
- belegeren
- beleggen
- belemen
- belemmen
- belemmeren
- belenen
- beletten
- beleven
- belezen
- belichamen
- belichten
- believen
- belijden
- belikken
- beloeren
- belonen
- belopen
- beloven
- beluisteren
- bemachtigen
- bemannen
- bemeesteren
- bemerken
- bemesten
- bemetselen
- bemiddelen
- beminnen
- bemoedigen
- bemoeien
- bemuren
- benaaien
- benadelen
- benaderen
- benadrukken
- benauwen
- benemen
- benenen
- benieuwen
- benijden
- benodigen
- benoemen
- benutten
- beoefenen
- beogen
- beoliën
- beoordelen
- beoorlogen
- bepalen
- bepeinzen
- beperken
- bepissen
- beplakken
- beplanten
- beplaten
- bepleiten
- bepotelen
- bepraten
- beraadslagen
- beraden
- berechten
- beredeneren