bewijzen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /bəˈʋɛi̯zə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧wij‧zen
  • Rhymes: -ɛi̯zən

Etymology 1

[edit]

From Middle Dutch bewisen. Equivalent to be- +‎ wijzen.

Verb

[edit]

bewijzen

  1. (transitive) to prove
  2. (transitive) to confer (a favor)
Conjugation
[edit]
Conjugation of bewijzen (strong class 1, prefixed)
infinitive bewijzen
past singular bewees
past participle bewezen
infinitive bewijzen
gerund bewijzen n
present tense past tense
1st person singular bewijs bewees
2nd person sing. (jij) bewijst, bewijs2 bewees
2nd person sing. (u) bewijst bewees
2nd person sing. (gij) bewijst beweest
3rd person singular bewijst bewees
plural bewijzen bewezen
subjunctive sing.1 bewijze beweze
subjunctive plur.1 bewijzen bewezen
imperative sing. bewijs
imperative plur.1 bewijst
participles bewijzend bewezen
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
[edit]
Descendants
[edit]
  • Afrikaans: bewys
  • Negerhollands: bewies
  • Papiamentu: bewijs

Etymology 2

[edit]

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

[edit]

bewijzen

  1. plural of bewijs