verleiden

Dutch

Etymology

ver- +‎ leiden. Cognate with Old Saxon farlēdian, English forlead, German verleiten.

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -ɛi̯dən

• IPA^(key): /vərˈlɛidə(n)/

Verb

verleiden

1. to tempt
2. to seduce

Inflection

Conjugation of verleiden (weak, prefixed)
infinitive	verleiden
past singular	verleidde
past participle	verleid
infinitive	verleiden
gerund	verleiden n
	present tense	past tense
1st person singular	verleid	verleidde
2nd person sing. (jij)	verleidt	verleidde
2nd person sing. (u)	verleidt	verleidde
2nd person sing. (gij)	verleidt	verleidde
3rd person singular	verleidt	verleidde
plural	verleiden	verleidden
subjunctive sing.1	verleide	verleidde
subjunctive plur.1	verleiden	verleidden
imperative sing.	verleid
imperative plur.1	verleidt
participles	verleidend	verleid
1) Archaic.

Related terms

• verleiding
• verleidelijk

Anagrams

• inleverde, leverde in, vernielde

---

German

Pronunciation

• IPA^(key): /fɛʁˈlaɪ̯dn̩/
• Hyphenation: ver‧lei‧den

• Audio:

  (file)

Verb

1. to put someone off something, to ruin or spoil something for someone, to make someone no longer enjoy something

Further reading

• “verleiden” in Duden online