bedanken

Dutch

Etymology

From Middle Dutch bedanken. Equivalent to be- +‎ danken.

Pronunciation

• IPA^(key): /bəˈdɑŋkə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: be‧dan‧ken
• Rhymes: -ɑŋkən

Verb

bedanken

1. (transitive) to thank

   Ik wil jullie allemaal bedanken voor dit geweldig feest.

   I want to thank all of you for this fantastic party.

2. (intransitive) to decline, to reject [+ voor (object)] (with connotations of politeness)

   Quinten besloot om te bedanken voor de aangeboden baan.

   Quinten decided to respectfully reject the job that was offered.

Inflection

Conjugation of bedanken (weak, prefixed)
infinitive	bedanken
past singular	bedankte
past participle	bedankt
infinitive	bedanken
gerund	bedanken n
	present tense	past tense
1st person singular	bedank	bedankte
2nd person sing. (jij)	bedankt	bedankte
2nd person sing. (u)	bedankt	bedankte
2nd person sing. (gij)	bedankt	bedankte
3rd person singular	bedankt	bedankte
plural	bedanken	bedankten
subjunctive sing.1	bedanke	bedankte
subjunctive plur.1	bedanken	bedankten
imperative sing.	bedank
imperative plur.1	bedankt
participles	bedankend	bedankt
1) Archaic.

Derived terms

• bedankje
• bedankt

Descendants

• Afrikaans: bedank

---

German

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Verb

bedanken

1. (reflexive) to thank

   Ich bedanke mich bei dir für alles.

   I thank you for everything.

   Dafür bedanke ich mich!

   No thanks! or No thanks, you can keep it! (while feeling aversion)

Derived terms

• Bedanken
• Bedanker
• Bedankung
• bedankend
• bedankt

Related terms

• abdanken
• verdanken

Further reading

• “bedanken” in Duden online

---

Middle Dutch

Etymology

From be- +‎ danken.

Verb

bedanken

1. to oblige to thank

Inflection

This verb needs an inflection-table template.

Descendants

• Dutch: bedanken
• Limburgish: bedanke

Further reading

• Verwijs, E., Verdam, J. (1885–1929) “bedanken”, in Middelnederlandsch Woordenboek, The Hague: Martinus Nijhoff, →ISBN